Ik moet iets loslaten wat ik fijn vind.
Nee, niet het loslaten vind ik fijn, maar wát ik los moet laten is iets wat ik fijn vind. En ja, moet. Mijn lichaam protesteert al jaren bij mijn sportactiviteiten. Het protest wordt door rust, massages, therapieën en oefeningen weer weggewerkt, en dan ga ik weer. In de hardnekkige hoop dat het toch kan.
En nu is het klaar, het moet definitief anders. En dat doet verdriet. Geen ramp, maar toch verdriet omdat ik iets moet gaan laten wat ik niet wil laten.
Veel van mijn cliënten kunnen dagelijks niet doen wat ze graag zouden willen. Niet-aangeboren hersenletsel, chronische benauwdheid, psychische beschadiging of… Er zijn zoveel voor de buitenwereld niet zichtbare aandoeningen. Met nog eens zoveel meer beperkingen voor het dagelijks leven. En zoveel ongezien onderliggend verdriet.
Met alle goede intenties wordt mij gezegd dat het toch fijn is dat dit nu duidelijk is. Ja, dat kan, maar mag er ruimte zijn voor verdriet? Voor afscheid van een verlangen dat het anders is?
Mijn verlies is niet groots, maar het maakt me des te bewuster van alle verlangensverliezen die mensen met chronische aandoeningen lijden. Het niet deel kunnen nemen aan allerlei ‘gewone’ activiteiten is een chronische confrontatie met verlies.
Ieder leven kent verliezen en verdriet. Daar aandacht aan geven, is aandacht geven aan het leven zelf. En dat helpt om weer verder te kunnen, daar waar er ook iets is gestopt.
Foto: Shane Rounce via Unsplash